Financiële positie universiteiten

Artikel

In het recente verleden is vanuit de media en politiek geregeld kritisch gereageerd op het begrotingsbeleid van de universiteiten. De jaarresultaten laten geregeld positieve cijfers zien, terwijl de financiering van het universiteit onderwijs en onderzoek onder druk staat. De oproep voor investeringen lijkt niet te rijmen met geld dat overblijft. Hoe zit het met de financiële positie van de universiteiten?

Verantwoord omgaan met middelen betekent ook het bewaken van de financiële gezondheid van de universiteit op de lange termijn. Dat is geen eenvoudige opgave. Universiteiten zijn voor een groot deel afhankelijk van publieke financiering terwijl de hoogte op lange termijn niet vast staat. Verwachte toekomstige financiële krapte kan universiteiten daarom weerhouden hun reserves aan te spreken. Ook is er vermogensopbouw nodig voor het renoveren, vervangen en uitbreiden van de campussen. 

De reserves die universiteiten op dit moment hebben zijn nodig voor het voeren van verantwoord (financieel) beleid en om geen onacceptabele risico’s te nemen. Uit de jaarlijkse Kamerbrieven van het ministerie van OCW over de financiële gezondheid van het onderwijs blijkt ook dat universiteiten geen overmatige reserves hebben. 

Tegelijkertijd is de druk op de financiële positie van universiteiten de afgelopen jaren flink toegenomen. Dat kan onder andere worden verklaard doordat jarenlang het onderwijsbudget is meegegroeid met de stijgende studentenaantallen, maar het onderzoekbudget enkel is geïndexeerd voor loonontwikkeling en inflatie. Dat maakt het een ingewikkelde opgave om de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek in stand te houden. Zie ook pagina 74-77 van het PwC Strategy& rapport naar de toereikendheid van de universitaire bekostiging. Het gevolg van deze mismatch is minder onderzoektijd voor wetenschappelijk personeel en een zeer hoge werkdruk. 

Het kabinet Rutte IV heeft forse investeringen gedaan in het wetenschappelijk onderwijs. Echter, hiermee is de structurele weeffout niet uit de bekostiging gehaald. Daarom pleiten de universiteiten voor een nieuw en stabieler bekostigingsmodel, zodat ook in de toekomst universiteiten toereikend gefinancierd worden.

Ondanks de toenemende druk op de financiële positie van universiteiten staan zij er nog relatief goed voor als we kijken naar de relevante financiële kengetallen die de Inspectie van Onderwijs hanteert hierbij de beoordeling van hoe toekomstbestendig een onderwijsinstelling is. Ondanks dat universiteiten in 2022 boven de signaleringswaarden zaten, is in de prognoses voor de komende jaren een dalende lijn te zien.

Liquiditeit

De signaleringswaarde voor liquiditeit bij de grootste onderwijsinstellingen (met totale baten van +€25 miljoen) is <0,5. Dit is van toepassing op alle 14 UNL-universiteiten en wordt berekend door de vlottende activa te delen door het korte, vreemde vermogen. Deze signaleringswaarde geeft aan of universiteiten op korte termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen. De prognose voor de komende jaren laat zien dat meerdere universiteiten onder de signaleringswaarde zullen komen. Dat is een probleem, omdat dit ervoor kan zorgen dat universiteiten moeten lenen om voldoende liquide middelen te hebben voor alle verplichtingen. Dat is een risico omdat het door stijgende rentekosten niet wenselijk is meer geld aan te trekken dan strikt nodig is.

Solvabiliteit

Solvabiliteit heeft betrekking op de financiële weerbaarheid van universiteiten op de lange termijn. Dit is de verhouding tussen eigen middelen en vreemd vermogen (leningen). Voor alle onderwijsinstellingen in Nederland is de signaleringswaarde solvabiliteit <0,3. De universiteiten voldoen hieraan, al is ook hier een dalende trend te zien. Dit is deels te verklaren doordat universiteiten onvoldoende bekostigd worden voor het onderhoud van gebouwen en campussen. Daarvoor zal meer vreemd vermogen moeten worden aangetrokken. Als gevolg daarvan is de komende jaren een dalende lijn zichtbaar.

Absolute omvang liquide middelen

De laatste signaleringswaarde van de Inspectie heeft betrekking op de omvang van de liquide middelen. Dit zijn de middelen waarmee de universiteit bijvoorbeeld salarissen kan betalen. Voor het mbo en hoger onderwijs is de signaleringswaarde hierbij < €2 miljoen. De onderstaande visualisatie laat zien dat universiteiten allemaal meer ‘in kas’ hebben dan de benodigde € 2 miljoen. 

Ten slotte

In de wereld van financiële kengetallen wordt naast bovenstaande ook waarde gehecht aan de rentabiliteit van een organisatie. Dit wordt berekend door de nettowinst te delen door het eigen vermogen en te vermenigvuldigen met 100. Als semipublieke instellingen zijn universiteiten niet gericht op het maken van winst. De rentabiliteit is daarom niet direct een relevant financieel kengetal en is om deze reden niet meegenomen op deze webpagina. De Onderwijsinspectie heeft in statistische analyses vastgesteld dat kengetallen voor de rentabiliteit een minder significante voorspellingswaarde hebben. De rentabiliteit (en andere kengetallen) maken wel onderdeel uit van de analyses die de Onderwijsinspectie uitvoert als een bestuur nader wordt onderzocht.

Dit laat onverlet dat ook universiteiten het zich niet kunnen veroorloven om structureel in de min te belanden. Een positieve marge van ca. 1% à 2% wordt gezien als normaal.