CAO Oude regelingen

Nederlandse Universiteiten
1 april 2023 t/m 30 juni 2024

Bijlage B Oude regelingen

Paragraaf 1 Oude regelgeving

Artikel B.1      WNU (Werkloosheidsregeling Nederlandse Universiteiten)

In afwijking van lid 1 van artikel 7.3 van de cao kan de (gewezen) werknemer, bedoeld in artikel 7.1, lid 1 van de cao bij gehele of gedeeltelijke werkloosheid ontstaan vóór 1 januari 2001 aanspraak hebben op een ontslaguitkering overeenkomstig de WNU.

Artikel B.2      Rechtspositie UvA

  1. Indien de Overgangsregeling Invoering RUVA aan individuele werknemers rechten toekende die inmiddels in individuele aanspraken zijn omgezet, blijven deze in het kader van deze cao onverminderd van kracht.
  2. Voor werknemers van de UvA zijn de volgende begripsbepalingen relevant:
    1. ARA: het Ambtenarenreglement Amsterdam, voor zover dat op 31 december 1995 voor het personeelslid van (overeenkomstige) toepassing was ingevolge artikel 16.23 van de WHW; 
    2. RWU: het Rechtspositiereglement wetenschappelijk personeel Universiteit van Amsterdam;
    3. Uitvoeringsvoorschriften RWU: de Regeling dienstverband, tewerkstelling en bezoldiging wetenschappelijk personeel Universiteit van Amsterdam, zoals door het College van Bestuur vastgesteld ter uitvoering van het RWU.
  3. Voor de functies van (hoofd)docent en (hoofd)onderzoeker blijven de op grond van het RWU vastgestelde functietyperingen alsmede benoemings- en bevorderingseisen (Bijlage B bij de Uitvoeringsvoorschriften RWU, zoals gewijzigd bij besluit van het CvB van 9 februari 1996, nr. 00030) van kracht tot het tijdstip dat daarvoor andere typeringen, eisen of bijzondere regelingen bij of op grond van de cao in de plaats zijn getreden.
  4. Voor de werknemer in dienst van de UvA die anders dan bij wijze van waarneming te werk is gesteld bij de Faculteit der Geneeskunde, geldt voor de duur van het bestaan van een gemeenschappelijk uitvoeringsorgaan zoals bedoeld in artikel 12.22 WHW en vastgelegd in de gewijzigde overeenkomst tussen de UvA en het AZUA, d.d. 20 december 1996, een afwijkende regeling van de rechtspositie. Deze rechtspositie is vastgelegd in het besluit van 20 december 1996 van het CvB van de UvA.

Paragraaf 2  Overgangsregeling toelagen

Artikel B.3      Garantieregeling 2005

  1. Met de in dit artikel genoemde oude toelage wordt bedoeld:
    In de cao-NU 2004-2005: voor de werknemer in dienst van de bijzondere universiteiten de toelage op grond van de artikelen 3.25.4 en 3.27.2.
    In de cao-NU 2004-2005: voor de werknemer in dienst van de openbare universiteiten de toelage op grond van de artikelen 3.25 en 3.27.
    Met de in dit artikel genoemde nieuwe toelage wordt bedoeld: de toelage op grond van de artikelen 3.25 en 3.27 van de cao-NU 2006-2007. 
  2. Met de in dit artikel genoemde periode van 2 jaar wordt bedoeld de periode van 2 jaar voorafgaand aan 1 januari 2006 en zonder een onderbreking van langer dan 2 maanden, anders dan door ziekte.
  3. Met het in dit artikel bedoelde jaarinkomen wordt bedoeld het jaarsalaris plus toelagen op grond van art. 3.13, lid 2, en 3.16 op 31 december 2005.
  4. Deze garantieregeling geldt voor de werknemer die op 31 december 2005 in dienst was en minimaal gedurende de periode van 2 jaar een toelage heeft ontvangen. 
  5. Een werknemer voor wie, berekend over de periode van 2 jaar, het verschil op jaarbasis tussen de oude en de nieuwe toelage, uitsluitend als gevolg van de inwerkingtreding van deze cao, minimaal 3 procent bedraagt van het jaarinkomen, heeft ter compensatie recht op een maandelijkse garantietoelage.
  6. De hoogte van de garantietoelage is gelijk aan het maandgemiddelde van de ontvangen toelagen over de periode van 2 jaar.
  7. De werknemer bedoeld in lid 5 heeft tot 1 april 2006 eenmalig de keuze tussen de nieuwe toelage of de garantietoelage. Deze werknemer behoudt tot 1 april 2006 de oude toelage.
  8. Wanneer de werknemer op basis van vrijwilligheid een andere functie aanvaardt, vervalt de garantietoelage. 
  9. Wanneer de werknemer op eigen verzoek zijn arbeidspatroon wijzigt, wordt de garantietoelage naar evenredigheid van de wijziging van het arbeidspatroon verminderd. Bedraagt de verminderde garantietoelage minder dan 3 procent van het jaarinkomen, dan vervalt de garantietoelage.

Artikel B.4      Overgangsregeling Feestdagenvergoeding 2005

  1. De werknemer van een universiteit die een aantoonbaar recht heeft op een vergoeding voor een dienst op een feestdag conform artikel 3.30.1 van de cao Nederlandse Universiteiten 2004-2005, heeft met ingang van 1 januari 2011 tot het einde van zijn dienstverband opnieuw aanspraak op deze vergoeding.
  2. De vergoeding bestaat, naast een toelage conform artikel 3.234 lid 2 onder b, per kalenderjaar uit evenzoveel vervangende verlofdagen als er in dat jaar feestdagen, als bedoeld in artikel 4.8 van de cao voorkomen, voor zover althans deze feestdagen niet samenvallen met een zaterdag of zondag.

Artikel B.5      Garantietoelage afbouw arbeid op ongebruikelijke werktijden

  1. De werknemer voor wie een lagere salarisschaal geldt dan schaal 8 en waarvan de toelage door de wijziging per 1 januari 2008 van artikel 3.24 tweede lid sub c (aanpassing dagvenster) van de cao Nederlandse Universiteiten 2007-2010 op jaarbasis met ten minste € 300,- bruto blijvend wordt verlaagd, behoudt ook na 1 maart 2010 aanspraak op een blijvende toelage van 100%. 
  2. Deze garantietoelage wordt toegekend met inachtneming van artikel 3.25 lid 4 van de cao.
  3. De werkgever kan er met instemming van de werknemer voor kiezen deze blijvende toelage per 1 januari 2011 af te kopen met een bedrag ter grootte van 50% van oorspronkelijk toelage over de resterende tijd van het dienstverband, over een maximumperiode van 10 jaar. 

Artikel B.6      Overgangsregeling valutering adv

De werkgever heeft de mogelijkheid ten aanzien van de werknemer of groepen van werknemers die voor 1 september 2003 jaarlijks adv valuteerde(n), lokaal af te spreken dit beleid te continueren. Het in lid 1 genoemde vakantietegoed van de werknemer wordt dan verminderd met het aantal gevaluteerde vakantie-uren.

Paragraaf 3   Overgangsbepalingen en knelpuntenregeling cao 2021-2022

Artikel B.7     Overgangsbepalingen bij lopende dienstverbanden voor bepaalde tijd 

  1. Met de inwerkingtreding van de cao 2021-2022 gelden de volgende overgangsbepalingen.
  2. Indien een werknemer een dienstverband voor bepaalde tijd heeft, waarvan de overeengekomen einddatum van het dienstverband ligt op of vóór 31 december 2021, dan eindigt dat dienstverband van rechtswege op de overeengekomen einddatum.
  3. Voor een werknemer in een obp-functie:

    1. die op 1 januari 2022 langer dan twaalf maanden in de betreffende functie in dienst is voor bepaalde tijd, wordt dat dienstverband bij gebleken geschiktheid met ingang van 1 januari 2022 omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd;
    2. die op 1 januari 2022 nog niet langer dan twaalf maanden in de betreffende functie voor bepaalde tijd in dienst is, wordt dat dienstverband bij gebleken geschiktheid op het moment van overschrijding van de termijn van twaalf maanden dienstverband in de betreffende functie omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd;

    tenzij artikel B.8 van toepassing is of er sprake is van een dienstverband op basis van artikel 2.3, zesde of zevende lid, of als studenten-assistent. Geschiktheid voor de functie kan blijken uit een jaargespreksverslag of een schriftelijke beoordeling. 

  4. Voor een werknemer in de functie van hoogleraar voor meer dan 0,2 fte, of in de functie van universitair (hoofd)docent:

    1. die op of na 1 augustus 2021 voor langer dan twaalf maanden in de betreffende functie voor bepaalde tijd in dienst is, wordt dat dienstverband met ingang van 1 januari 2022 omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd;
    2. die op 1 januari 2022 nog niet langer dan twaalf maanden in de betreffende functie voor bepaalde tijd in dienst is, wordt dat dienstverband op het moment van overschrijding van de termijn van twaalf maanden dienstverband in de betreffende functie omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd;

    tenzij artikel B.8 van toepassing is, of er sprake is van een dienstverband op basis van artikel 2.3, zesde lid sub a tot en met c, of zoals bedoeld in artikel 6.6, of er geen sprake is van geschiktheid voor de functie. Geen geschiktheid voor de functie kan blijken uit een jaargespreksverslag of een schriftelijke beoordeling. 

  5. De werknemer aan wie een VIDI-financiering is toegekend die reeds voor bepaalde tijd in dienst was, komt per 1 januari 2022 voor onbepaalde tijd in dienst, onder de voorwaarde dat de BKO binnen de daarvoor gestelde tijdskaders moet worden behaald.

Artikel B.8     Knelpuntenregeling

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2a, artikel 2.3, eerste lid, alsmede artikel 2.7 van deze cao geldt voor een werknemer in de functie van hoogleraar voor meer dan 0,2 fte, of in de functie van een universitair (hoofd)docent of een werknemer in een obp-functie met wie een dienstverband voor bepaalde tijd is aangegaan, dit dienstverband na 1 januari 2022 alsnog van rechtswege afloopt op de tussen partijen overeengekomen einddatum, indien:

  1. het dienstverband uiterlijk eindigt op 1 augustus 2022; en
  2. waarbij het niet de bedoeling van partijen is geweest om een dienstverband voor onbepaalde tijd aan te gaan of waarbij het geen vast onderdeel van de organisatie zou worden, omdat er geen sprake is van structurele werkzaamheden; en
  3. gebleken is dat herplaatsing in een andere functie niet mogelijk is. 

Artikel B.9     Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact

  1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we 1,2 vakantie-uren per week.
  2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten.