CAO Studies en overige afspraken

Nederlandse Universiteiten
1 april 2023 t/m 30 juni 2024

Bijlage E Studies en overige afspraken

Paragraaf 1  Studies

E.1      Studie-afspraak teamsamenwerking in wetenschap

Partijen maken in deze cao in het kader van erkennen en waarderen een studieafspraak over teamsamenwerking in de wetenschap. In de studie wordt relevant wetenschappelijk onderzoek verzameld en gedeeld uit praktijkervaringen en experimenten. Cao-partijen maken gedurende de looptijd van deze cao een nadere afspraak over de inhoud van deze studie-afspraak. 

E.2       Studie aanpassing cao-NU tekst 

Partijen vragen aan een externe partij om een voorstel te doen om de huidige cao tekst zoveel mogelijk genderneutraal te herformuleren. Partijen gaan daarnaast onderzoeken of het mogelijk is zonder inhoudelijke wijzigingen de artikelen behorende bij hoofdstuk 2 van de cao tekstueel te vereenvoudigen. 

E.3      Studie naar internationalisering en werkingssfeer van de cao

Partijen doen samen onderzoek naar een internationale paragraaf in de cao, inclusief de mogelijkheden van een Europees pensioen voor onderzoekers. 

Cao-partijen voeren in 2022 een studie uit naar de werkingssfeer van de cao (en de ZANU) voor het internationale universitair personeel dat niet werkzaam is in Nederland en voor wie om die reden buitenlands arbeids- en/of sociaal zekerheidsrecht van toepassing is. Cao-partijen streven ernaar om aanpassingen in de cao aan de hand van deze studie aan de cao toe te voegen in de vorm van een nieuwe cao-bijlage N als tussentijdse aanpassing van de cao. 

E.4 en E.5      vervallen        

E.6      Studie ombudsman

Aan de hand van de resultaten van de eindevaluatie van de pilot ombudsman is bij alle universiteiten een ombudsfunctie ingericht. Partijen hebben hiervoor een landelijke kader voor de invulling van de universitaire ombudsfunctie vastgesteld (te vinden op www.unl.nl).

Paragraaf 2 Overige afspraken

E.7      Meer vaste dienstverbanden

Cao-partijen hechten eraan dat werknemers aan universiteiten perspectief hebben om een carrière op te bouwen. Partijen zien echter dat het aantal docenten met een tijdelijk contract gegroeid is, waardoor dit perspectief niet altijd voldoende geboden kan worden. Daarom spreken cao-partijen af om het aantal docenten met een tijdelijk contract omlaag te brengen. Volgens de laatst beschikbare WOPI-cijfers (2021) heeft 15,0% van het onderwijzend WP (HGL, UHD, UD, Docent 1 t/m 4) in de sector een docent-functie met een tijdelijk contract. Hierbij hanteren we als definitie dat werknemers met de functies HGL, UHD en UD allen als vast worden geteld, evenals de docenten met een vast contract en in fte wordt gerekend. Partijen spreken af dat de sector dit cijfer omlaag zal gaan brengen naar 13,5%, binnen een maximale termijn van 3 jaar. Dit betekent dat er circa 300 tijdelijke docentposities worden omgezet. Dit kunnen vaste docentfuncties zijn, maar ook UD-functies worden. Individuele universiteiten hebben een inspanningsverplichting om hun aandeel in deze sectoropgave te leveren. De voortgang wordt jaarlijks bij de bekendmaking van de nieuwe WOPI-cijfers in het Lokaal Overleg besproken. Dit vraagt een grote inspanning van de universiteiten. In de stap naar beter en aantrekkelijker werkgeverschap ten aanzien van tijdelijk personeel wordt van alle leidinggevenden gevraagd de benodigde inzet van medewerkers over een langere termijn strategischer te plannen en zal op sommige plekken in de sector mogelijk het onderwijsmodel moeten worden aangepast. 

E.8      Experimenteerruimte Erkennen & Waarderen in de cao

Partijen spreken af om in het kader van E&W ruimte te bieden aan lokale experimenten en pilots. Het doel is om, indien nodig, in het lokaal overleg ruimte te creëren ten aanzien van de standaardbepalingen van de cao. 

Binnen dit kader kan de werkgever in overleg met de werknemersorganisaties in het lokaal overleg experimenten en pilots over onderwerpen die vermeld zijn in de Routekaart Ruimte voor ieders talent in de praktijk per instelling vormgeven en vaststellen. Hierbij geldt dat uit specifiek met E&W samenhangend loopbaanbeleid volgende afwijkingen in toepassing van UFO (profiel of niveau) of andere loopbaan beginselen die raken aan de standaardbepalingen in de cao, vooraf worden besproken en van akkoord worden voorzien in het lokaal overleg. Dit met inachtneming van de randvoorwaarden dat het geen nadelig effect voor de medewerker heeft, de gemaakte afspraak omkeerbaar is en de pilotperiode concreet is begrensd en met een evaluatie wordt afgesloten.

Cao-partijen worden op de hoogte gesteld van vastgestelde experimenten of pilots.

E.9      Bespreking flexibele schil van wetenschappelijk personeel

Cao-partijen zijn van mening dat de flexibele schil van wetenschappelijk personeel onder met name docenten en onderzoekers bij de universiteiten niet groter dient te zijn dan noodzakelijk en uitlegbaar is. Cao-partijen spreken daarom af dat dit onderwerp van gesprek wordt in het lokaal overleg van de individuele universiteiten, daarbij rekening houdend met de lokale omstandigheden.

E.10    WGA Premieverdeling en premieheffing 

Partijen hebben afgesproken dat de werkgevers geen gebruik zullen maken van de in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen geboden mogelijkheid maximaal de helft van de gedifferentieerde WGA-premie te verhalen op de werknemer.

Indien de werkgever eigenrisicodrager voor de WGA is, zal hij geen gebruik maken van de in genoemde wet geboden mogelijkheid ten hoogste de helft van de verzekeringspremie te verhalen op het loon van de werknemer.  

E.11    Decentrale arbeidsvoorwaardengelden

Cao-partijen verplichten zich om op instellingsniveau in het lokaal overleg een besteding van de decentrale arbeidsvoorwaardengelden overeen te komen voor een duur van vijf jaar. Na ommekomst van deze periode van vijf jaar wordt in het lokaal overleg bezien of deze bestedingen aanpassingen behoeven voor minimaal een zelfde termijn.

E.12    A&O fondsen

  1. Partijen komen overeen dat indien de minister van OCW de middelen voor de A&O fondsen decentraliseert, deze ter beschikking komen van een paritair bestuurd sectorfonds.
  2. De aan het A&O fonds SoFoKleS toegekende arbeidsmarktmiddelen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd conform de afgeleide consumentenprijsindex van het CBS van het voorgaande kalenderjaar.

E.13    Collectieve verzekering bij niet voldoende benutten van restverdiencapaciteit

Iedere werkgever biedt zijn werknemers een collectief contract aan voor een individueel af te sluiten verzekering die een aanvulling biedt op het AAOP (ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen). De premie van deze verzekering komt voor rekening van de werknemer. Lokale afspraken over premiebetaling die gemaakt zijn voor 1 december 2007 blijven in stand.

E.14    Universitair systeem van Functie-ordenen

Als in een nieuwe versie van het UFO-indelingsinstrument een beter passend UFO-profiel is opgenomen voor een eerder ingedeelde functie, dan kan de functie opnieuw worden ingedeeld. Dit wordt aangemerkt als onderhoud van de functie-indeling. De nieuwe indeling geldt vanaf die datum inclusief eventuele salarisconsequenties die hieruit voortvloeien. Overige afspraken zoals gemaakt bij de invoering van het UFO-systeem zijn van toepassing.

E.15    Het beperken van flexibele constructies

Partijen hebben afgesproken dat universiteiten met ingang van het academisch jaar 2015/2016 bij het wetenschappelijk personeel alleen nog werken met dienstverbanden, behoudens lopende contracten en situaties waarin behoefte bestaat aan extra personeel voor het wegwerken van incidentele achterstanden, en/of wegens ziekte, zwangerschaps- en bevallingsverlof. In die gevallen is inhuur toegestaan. De beloning is in die gevallen ten minste overeenkomstig de primaire universitaire arbeidsvoorwaarden, voor wat betreft salaris, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Studentassistenten en werkstudenten vallen niet onder deze afspraak.

E.16 Verbeteren van het arbeidsmarktperspectief onderzoekers, promovendi en docenten

  1. Partijen hebben afgesproken om het arbeidsmarktperspectief van onderzoekers met een tijdelijk dienstverband te verbeteren. Afgesproken is dat binnen de aanstellingsomvang tijd en scholing wordt geboden voor het schrijven van subsidieaanvragen. Ook krijgen onderzoekers binnen hun aanstellingsomvang voldoende ruimte om de vereiste kwalificaties voor onderwijs te kunnen verwerven, als zij naar het oordeel van de werkgever geschikt zijn voor een loopbaan als universitair docent, universitair hoofddocent of hoogleraar en deze positie ook ambiëren.
  2. Partijen hebben afgesproken om het arbeidsmarktperspectief voor promovendi te verbeteren. Promovendi krijgen de tijd om binnen hun dienstverband de vereiste kwalificaties voor een verdere carrière in de wetenschap te behalen, dan wel voor loopbaanoriëntatie en het behalen van kwalificaties die leiden tot een breder arbeidsmarktperspectief. Daarnaast krijgen zij scholing op het gebied van het schrijven van onderzoeksaanvragen. Universiteiten zetten zich actief in om promovendi van werk naar werk te begeleiden. 
  3. Ervaringsmogelijkheden studenten en beginnend docenten: partijen willen afgestudeerde studenten die een carrière in de wetenschap ambiëren de kans geven om ervaring in de sector op te doen. Een eerste stap daarin kan het docentschap zijn. Beginnend docenten krijgen begeleiding en worden in staat gesteld zich op didactisch vlak te ontwikkelen, bijvoorbeeld via deelname aan het Basiskwalificatie Onderwijs (BKO)-traject.  
  4. Cao-partijen spreken af dat docenten binnen hun dienstverband ook onderwijsgebonden onderzoeks- en/ of ontwikkeltijd krijgen die past binnen een reële taakopdracht, in afstemming met hun leidinggevende.

E.17    Aanpak werkdruk en duurzame inzetbaarheid

Partijen constateren dat de ervaring van werknemers is dat de werk- en prestatiedruk de afgelopen jaren is toegenomen. Zoals vastgelegd in artikel C.10 van de cao is het bij de uitwerking van interventies gericht op werk- en prestatiedruk van belang dat hierbij optimaal rekening wordt gehouden met relevante lokale omstandigheden. 
Alle universiteiten hebben inmiddels een plan van aanpak werkdruk opgesteld. Deze plannen houden rekening met de lokale omstandigheden op de universiteit en laten ruimte voor een uitwerking die past bij de behoeften en omstandigheden binnen diensten en faculteiten.
Gedurende de looptijd van deze cao werken universiteiten aan de uitvoering en implementatie van de opgestelde werkplannen, waarbij tevens aandacht voor duurzame inzetbaarheid is. Daarnaast bevelen partijen aan gebruik te maken van het instrument strategische personeelsplanning zodat er blijvend aandacht is voor de kwalitatieve ontwikkeling van werknemers en de kwantitatieve bezetting. 

De werkdruk op universiteiten kan alleen verlaagd worden als werknemers een reële taakopdracht krijgen. Dit houdt in dat de werkzaamheden van een werknemer ook realistisch uit te voeren zijn in de omvang van de aanstelling. Het gaat daarbij om transparante afspraken over de verhouding tussen onderwijs, onderzoek, valorisatie en overige taken en over normering van taakbelasting daarbinnen. Bijvoorbeeld normering rond onderwijstaken, waarbij zowel rekening wordt gehouden met het geven van onderwijs zelf, als de voorbereiding en vakontwikkeling. Universiteiten kunnen bijvoorbeeld bandbreedtes vastleggen voor de verhouding tussen onderwijs en onderzoek. Daarnaast gaat het ook om een goede verdeling van taken binnen een team. De invulling van de taakopdrachten moet zo decentraal mogelijk gebeuren. 
Hierover worden binnen de looptijd van deze cao met het lokaal overleg afspraken gemaakt. 

E.18    Aanpassing van lokale regelgeving bij instellingen

Partijen kunnen bij cao-afspraken die aanpassing van de lokale regelgeving bij instellingen vereisen, de termijn vaststellen waarbinnen die regelgeving aan de cao-afspraak aangepast dient te zijn.

E.19    Overgangsregeling onvoorzien pensioengat in ZANU

In de ZANU wordt een overgangsregeling onvoorzien pensioengat opgenomen, identiek aan artikel 17 van de BWNU.

E.20    Pensioen inkomensgroep boven de €100.000

In de Pensioenkamer is gesproken over de voorziening voor de inkomensgroep boven de €100.000 en de daarbij behorende premievrijval. Daar is besloten aan de sectoren zelf over te laten of hiervoor een voorziening wordt getroffen. Cao-partijen treden hierover op een nader te bepalen tijdstip in overleg.

E.21    Werknemers met een arbeidsbeperking

  1. Partijen zijn overeengekomen dat universiteiten volop uitvoering geven aan de in het kader van de Participatiewet binnen het Verbond Sectorwerkgevers Overheid overeengekomen afspraken over het aantal te creëren arbeidsplaatsen per jaar. Conform de Participatiewet komen deze afspraken bovenop de huidige inspanningen.
  2. Om te faciliteren dat universiteiten in staat zijn arbeidsplaatsen te creëren voor werkzoekenden met een beperking zijn in Bijlage A passende loonschalen opgenomen tussen 100 en 120% van de Wet op het Minimumloon. 
  3. Partijen hebben besloten samen het initiatief te nemen om te onderzoeken of samen met de onderzoeksinstellingen en de universitair medische centra werkgelegenheid in de sociale werkvoorziening overeind kan worden gehouden en om gezamenlijke structurele arbeidsplaatsen te creëren bij de verschillende daarvoor in aanmerking komende organisaties.
  4. Conform de aanbevelingen in het eindrapport dat de UWV en de Universiteit Maastricht hierover hebben uitgebracht, wordt uiterlijk 1 januari 2015 een begin gemaakt met het creëren van structurele arbeidsplaatsen voor Wajongers, ook als deze niet onder de definitie van de Participatiewet vallen. 
  5. Partijen spreken af dat ze zich blijven inzetten voor de realisatie van de banenafspraak. Dit krijgt onder meer vorm door blijvende ondersteuning van het huidige Praktijknetwerk Participatiebanen in SoFoKleS-verband. Werkgevers informeren werknemersorganisaties over de stand van zaken en bespreken in het lokaal overleg hoe eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen. 
  6. Indien een werknemer met arbeidsbeperking in een regulier UFO-profiel wordt ingedeeld, geldt de bijhorende salarisschaal.

E.22    Besteding vrije ruimte in de werkkostenregeling

De werkgever zal de besteding van de vrije ruimte in de werkkostenregeling zoveel mogelijk evenredig onder haar werknemers doen plaatsvinden.

E.23    Leidraad rouwverlof

Om op een passende wijze te voorzien in de behoefte van werknemers die een naaste verliezen wordt er in aanvulling op de cao door de universiteit in overeenstemming met het lokaal overleg een leidraad rouwverlof opgesteld voor werkgevers en werknemers. De leidraad beschrijft de mogelijkheden van het rouwverlof. Daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van de betrokken werknemer met als doel een veilige en gezonde terugkeer op de werkplek.