CAO Toelagen bijzondere diensten

Nederlandse Universiteiten
1 april 2023 t/m 30 juni 2024

3.3 Toelagen bijzondere diensten

Artikel 3.24 Toelage voor arbeid op ongebruikelijke werktijden

  1. De werkgever kent aan de werknemer, behorend tot het obp voor wie een lagere salarisschaal geldt dan schaal 11 en die anders dan bij wijze van overwerk in opdracht arbeid verricht binnen de in het tweede lid genoemde tijden, een toelage toe.
  2. Met inachtneming van het gestelde in lid 4 bedraagt de extra vergoeding per gewerkt uur een percentage van het salaris per uur dat voor de werknemer geldt:
    1. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 7.00 uur en tussen 20.00 uur en 24.00 uur en de uren op zaterdag;
    2. 75% voor de uren op zondag en feestdagen.
  3.  
    1. De genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur van schaal 7 nummer 10.
    2. Ingeval de werknemer gebruik maakt van het keuzemodel wordt het in het tweede lid en onder a genoemde salaris per uur berekend over het salaris zonder aftrek van eventueel in het keuzemodel ingezette bronnen in geld.
  4. Voor een werknemer van een openbare universiteit die na 1 april 1997 in dienst is getreden, of voor een werknemer van een bijzondere universiteit die na 1 januari 2006 in dienst is getreden, kan de werkgever in overleg met de werknemer afzien van de in lid 1 genoemde toelage, mits de werktijden liggen binnen de grenzen van de bedrijfstijd, zoals omschreven in artikel 4.3 en mits het gaat om vaste werktijden.
  5. In afwijking van lid 1 kan de werkgever in overeenstemming met het lokaal overleg een nadere regeling afspreken voor een toelage voor werk op ongebruikelijke werktijden voor wetenschappelijk personeel met een patiëntenzorgtaak.

Artikel 3.25 Afbouw toelage voor arbeid op ongebruikelijke werktijden

  1. De werkgever kent een aflopende toelage toe aan de werknemer van wie de vergoeding als bedoeld in artikel 3.24 buiten zijn toedoen blijvend wordt verlaagd door de werkgever als gevolg van de beëindiging of vermindering van een toelage, die minimaal twee jaar, zonder een wezenlijke onderbreking als bedoeld in lid 5, voor beëindiging heeft bestaan.
  2. Er is aanspraak op een aflopende toelage over een periode van maximaal één vierde deel van het aantal maanden waarin de toelage heeft bestaan, met een maximum van 36 maanden. De aflopende toelage wordt in drie periodes van maximaal 12 maanden uitbetaald en bedraagt respectievelijk 75%, 50% en 25% van de verlaging van de toelage.
  3. De werkgever kent een blijvende toelage toe aan de werknemer van vijfenvijftig jaar of ouder van wie de toelage als bedoeld in artikel 3.24 een blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen door de werkgever beëindigen of verminderen van een minimaal vijftien jaar, zonder wezenlijke onderbreking als bedoeld in lid 5, bestaande toelage.
  4. Indien de werkgever tijdens de periode van afbouw van een toelage aan de werknemer een nieuwe toelage toekent, zoals bedoeld in artikel 3.24, dan wordt de afbouwtoelage verminderd met de nieuw ontvangen toelage. 
  5. Onder een wezenlijke onderbreking wordt verstaan een onderbreking, anders dan door ziekte, van langer dan 2 maanden.
  6. De werkgever kan een bepaalde groep werknemers van vijvenvijftig jaar en ouder die een toelage als bedoeld in artikel 3.24 genoot, en van wie de bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het wegvallen van bedoelde toelage, een toelage toekennen overeenkomstig door de werkgever te stellen regels.

Artikel 3.26    Bereikbaarheids- en aanwezigheidsdienst

  1. De werkgever kent de werknemer, behorend tot het obp voor wie een lagere salarisschaal geldt dan schaal 11 en die buiten de werktijden die voor hem gelden op grond van een werktijdregeling als bedoeld in artikel 4.2, volgens schriftelijke opdracht van de werkgever zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden om bij oproep arbeid te verrichten, een toelage toe.
  2.  
    1. De toelage bedraagt per vol uur bereikbaarheid 10% van het salaris per uur dat voor de werknemer geldt, doch niet meer dan van het maximumsalaris van salarisschaal 3.
    2. Ingeval de werknemer gebruik maakt van het keuzemodel wordt het onder sub a genoemde salaris per uur berekend over het salaris zonder aftrek van eventueel in het keuzemodel ingezette bronnen in geld.
  3. De toelage, die op grond van lid 2 is berekend wordt verhoogd met 25% van het salaris per uur indien er sprake is geweest van een aanwezigheidsdienst. 
  4. Bij het na oproep verrichten van werkzaamheden tijdens een bereikbaarheid- en of aanwezigheidsdienst wordt toepassing gegeven aan het gestelde in artikel 3.27 met inachtneming van het volgende:
    1. bij bereikbaarheidsdienst vangt het overwerk aan vanaf het moment waarop de werknemer zijn verblijfplaats buiten het terrein van de universiteit verlaat of wanneer de werknemer vanuit huis deze werkzaamheden gaat verrichten, en eindigt het overwerk zodra hij zijn verblijfplaats buiten het terrein van de universiteiten weer heeft bereikt of wanneer de werkzaamheden vanuit huis zijn gestopt, waarop een afronding op halve uren plaatsvindt en minimaal 2 uur overwerk wordt vergoed;
    2. bij elke periode waarin de werknemer tijdens de aanwezigheidsdienst wordt opgeroepen om arbeid te verrichten, vindt voor de bepaling van de omvang van het overwerk een afronding naar boven op halve uren plaats.

Artikel 3.27 Overwerk

  1. De werkgever kent aan de werknemer, behorend tot het obp voor wie een lagere salarisschaal geldt dan schaal 11 en die in opdracht van de werkgever overwerk verricht, een vergoeding toe.
  2. Onder overwerk wordt verstaan: arbeid buiten de werktijden die gelden voor de werknemer, voor zover daardoor het aantal arbeidsuren dat voor hem per werkperiode is vastgesteld, wordt overschreden. De werkperiode wordt gesteld op één week.
  3. De vergoeding voor overwerk bestaat uit compensatie-uren als bedoeld in artikel 5.6 lid 2, gelijk aan de duur van het overwerk. Daarnaast kent de werkgever extra compensatie-uren toe op basis van het vierde lid. Indien het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van compensatie-uren, wordt in plaats hiervan een bedrag in geld toegekend.
  4. De extra compensatie-uren of het bedrag in geld bedragen/bedraagt een percentage van de duur van het overwerk van het voor de werknemer geldende salaris per uur, te weten:
    1. 25% voor de overwerkuren op maandag tot en met vrijdag tussen 7 en 18 uur;
    2. 50% voor de overwerkuren op maandag tot en met vrijdag voor 7 uur of na 18 uur en de uren op zaterdag tussen 0 en 16 uur; 
    3. 100% voor de overwerkuren op zaterdag na 16 uur en de overwerkuren op zon- of feestdagen.
      Ingeval de werknemer gebruik maakt van het keuzemodel wordt het onder sub a genoemde salaris per uur berekend over het salaris zonder aftrek van eventueel in het keuzemodel ingezette bronnen in geld.
  5. Voor overwerk dat gedurende minder dan een half uur aansluitend aan de vastgestelde dagelijkse werktijd wordt verricht, wordt geen vergoeding toegekend.
  6. Geen overwerkvergoeding wordt genoten door andere, door de werkgever in overeenstemming met de werknemersorganisaties in het lokaal overleg aangewezen, categorieën werknemers.
  7. De werknemer wordt op zijn verzoek vrijgesteld van het verrichten van overwerk, indien er naar het oordeel van de werkgever sprake is van bijzondere omstandigheden, die het verrichten van extra arbeid beletten.
  8. Indien voor overwerk dat verricht is in de maand december compensatie-uren zijn toegekend die niet kunnen worden opgenomen voor het einde van het kalenderjaar, geldt dat deze in afwijking van het bepaalde in artikel 5.6 lid 2 ook nog in de maand januari van het volgend kalenderjaar kunnen worden opgenomen. 

Artikel 3.28 Toelage voor werknemers vanaf 57 jaar in nachtdiensten

  1. De werknemer van 57 jaar tot 60 jaar die op grond van artikel 4.2 lid 9 geen nachtdiensten meer verricht, heeft met ingang van de maand waarin de werknemer blijvend geen nachtdiensten verricht, recht op een afbouwtoelage. Voorwaarde voor aanspraak op de toelage is dat de werknemer voor het verrichten van nachtdiensten de toelage voor arbeid op ongebruikelijke werktijden conform artikel 3.24 ten minste voor een periode van vijf jaren direct voorafgaand aan de ingangsdatum elke maand heeft ontvangen. Een onderbreking van maximaal twee maanden per kalenderjaar is hierbij toegestaan.
  2. De werknemer van 60 jaar of ouder die op grond van artikel 4.2 lid 9 geen nachtdiensten meer verricht, heeft met ingang van de maand waarin de werknemer blijvend geen nachtdiensten verricht, recht op een blijvende toelage van 75% van de berekeningsbasis. Voorwaarde voor aanspraak op de toelage is dat de werknemer voor het verrichten van nachtdiensten de toelage voor arbeid op ongebruikelijke werktijden conform artikel 3.24 ten minste voor een periode van tien jaren direct voorafgaand aan de ingangsdatum elke maand heeft ontvangen. Een onderbreking van maximaal twee maanden per kalenderjaar is hierbij toegestaan.
  3. De berekeningsbasis van de toelagen in dit artikel is het bedrag dat de werknemer gemiddeld per maand aan toelagen conform artikel 3.24 vanwege een nachtdienst heeft ontvangen in de twaalf maanden direct voorafgaand aan de datum waarop de blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt in verband met het niet meer verrichten van nachtdiensten.
  4. De duur van de afbouwtoelage zoals bedoeld in lid 1, is gelijk aan een kwart van de periode waarover de toelage voor arbeid op ongebruikelijke werktijden vanwege nachtdiensten is ontvangen, met een maximum van drie jaar.
  5. De volgens het vierde lid vastgestelde duur van de afbouwtoelage wordt in drie gelijke delen gesplitst. De afbouwtoelage bedraagt gedurende deze drie deelperioden achtereenvolgens 37,5%, 25% en 12,5% van de berekeningsbasis.
  6. De werkgever kan de hoogte van de blijvende toelage verhogen tot maximaal 100%.
  7. Voor de werknemer voor wie op eigen verzoek de werktijd wordt verminderd, wordt de blijvende toelage zoals bedoeld in conform dit artikel naar rato verlaagd.
  8. Voor de werknemer die op eigen verzoek een andere functie gaat vervullen waarin geen nachtdiensten hoeven te worden verricht, Indien de functie op verzoek van de werknemer wijzigt in een functie waarin geen nachtdiensten worden verricht, eindigt de toelage conform dit artikel.
  9. Toelagen op basis van 3.24 en op basis van dit artikel kunnen niet cumuleren voor eenzelfde uur.
  10. Werknemers die na de ingangsdatum van deze cao een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn aangegaan na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, hebben geen recht op een toelage uit dit artikel.